top of page

Steken   van de Orde van de Commeduur

 

De carnavalssteek is het typische hoofddeksel voor leden van een Raad van Elf en diens Prinselijke Hoogheden. De steek maakte vroeger vaak deel uit van het militaire uniform, en wordt tegenwoordig nog gedragen door de kerkbaljuw van sommige rooms-katholieke kerken. In de loop der geschiedenis droeg de Orde van de Commeduur vier modellen van steken. Sinds 2011 draagt de Orde van de Commeduur ook een scheepje, vooral gedragen op informele (carnavals) activiteiten of vervolledigend aan de werktenue. 

De Stadsprins is tijdens carnaval een vooraanstaand persoon en moet daarom boven zijn 'onderdanen' uitsteken. Met de 3 lange koningsfazantenveren op zijn hoed lukt dat prima. Een veer gaf al in de Middeleeuwen belangrijkheid aan. Iemand die tot ridder werd geslagen, mocht vanaf dat moment een veer (of pluim) gaan dragen.

In de Orde van de Commeduur dragen enkel de Aspirant-Ridders geen veren. Wanneer zij er een succesvol stagejaar hebben opzitten, worden zij tot Ridders in de Orde van de Commeduur opgenomen en verdienen zij het twee veren te dragen. Sluiten Ere-Prinsen aan bij de Orde van de Commeduur mogen zij voor hun verdienstelijkheden ten aanzien van het Sint-Truidense carnavalsgebeuren ook twee veren dragen.  

De twee koningsfazantenveren worden links van de steek gestoken. De Opper-voorzitter wordt gekenmerkt door het dragen van een witte pels op de steek.

20210121_124053_01_edited.jpg

Steek tot 1980

STEEK%201_edited.jpg

Steek tot 2003

20210121_123705_01_edited.jpg

Steek tot 1990

STEEK%202_edited.jpg

Huidige steek

bottom of page